50 jaar Casino Royale, die van Charles K. Feldman
Als er één ding na vijftig jaar overeind is gebleven van Casino Royale uit 1967, is het de muziek van Burt Bacharach, de rest is op zijn zachts gezegd een rommeltje.
Deze week precies een halve eeuw geleden verscheen deze rariteit onder de Bond-films (als we de prent dit predicaat mogen geven) in de bioscopen. Nederland volgende overigens pas in december van dat jaar. Dit is hoe de kranten destijds oordeelden:
Spektakelstuk van allure
Casino Royale is een groot circus
Charles K. Feldman laat zijn met sterren overladen „Casino Royale” eindigen met een chaos van kleuren, vechtende, schaterlachende mensen en enkele elkaar gelukwensende James Bonds. Een derde, het neefje van de hele echte, van Sir James Bond, loopt zijn atoompil af te tellen en als het ding in zijn maag ontploft gaat de hele troep floep de lucht in.
Ze krijgen vleugeltjes — de nare Bond ook per vergissing maar dat wordt gecorrigeerd — en leven nog lang en gelukkig in de hemel. Een symbolisch slot: Feldman heeft een eenzame Bond gevonden in de roman van lan Fleming, de filmrechten van de andere Bondboeken zijn in handen gekomen van Harry Salzman die haastig Dr. No heeft gemaakt. Een van de vele gevolgen was dat Feldman later de Bond-figuur met al zijn attributen niet meer kon gebruiken.
Casino Royale bleef liggen tot het publiek Bond-minded was. Toen werd het idee uitgevoerd om achter de titel van de roman een film te bouwen die wel op Bond zou zijn geïnspireerd maar meer ook niet. Zo is Casino Royale ontstaan, een spektakelstuk van allure.
Er is een staf regisseurs, scenaristen en dure acteurs aan te pas gekomen om deze film inhoud en tempo te geven. Het resultaat is een verzameling geparodieerde Bondavonturen met veel vrouwelijk schoon die geheel voldoet zolang Feldman de kolder sec vakkundig bedrijft.
Als hij, wat meermalen gebeurt, toch de echte Bond imiteert, blijft de film vanzelfsprekend beneden het gewenste peil want onmiddellijk gaat de toeschouwer dan toch vergelijken. En dan moet Feldman het afleggen tegen Harry Salzman.
Oer-Bond
De sterren: David Niven als de oer-Bond, zijn neef Bond Woody Allen, Peter Sellers als Bond nummer 1 en zijn tegenspeler in de film Orson Welles als Le Chiffre, Ursula Andress als de vrouwelijke 007, Jean Paul Belmondo, Deborah Kerr, Terence Cooper komen uiteraard slechts zelden tot prestaties welke van hen worden verwacht op grond van hun reputatie.
Zij verdwijnen voor een deel in de massa. Dat is niet zo erg, want er staat telkens weer een andere grootheid klaar om de taak „vermaak het publiek’ over te nemen. Casino Royale is een groot circus en daarmee bedoelen we beslist geen kwaad te zeggen. Een goed circus is een fantastisch ding om zich te vermaken.
Feldman goochelt uitstekend met zijn gadgets, er zijn waarachtig enkele nieuwe en van prima kwaliteit bij. Zijn grappen zijn voor een groot deel uit het arsenaal van de Sennet-periode en Feldman wil dat best weten; af en toe is zijn film een puur stukje nickelodeon. En het publiek zal dat wel weten te waarderen, het is een eenvoudige humor van man tot man.
MENNO HIELKEMA
Het Vrije Volk, 22 december 1967
David Niven en Ursula Andress |
Casino Royale: gekste Bond-film ooit gemaaktSuperlatieven schieten tekort bij het schrijven over de nieuwste James Bond in Casino Royale. Het is de Bond met de meeste Bonds, de meeste dure acteurs en de meeste regisseurs, die ooit is gemaakt. Of het ook de duurste is, durf ik niet te zeggen, maar ver er vanaf kan het in elk geval niet zijn. Zeker is het de gekste Bond, die ik ooit heb gezien, in deze zin dan dat de gekheid opzettelijk is en geen gevolg van slechte smaak bij de makers van de film. Duidelijk is de opzet eens en voor altijd af te rekenen met de Bond-mythe op een wijze, die de toeschouwer met pijn in de buik van het lachen de bioscoop doet verlaten.Het is moeilijk te zeggen of die opzet volledig is geslaagd. Ik voor mij vond het allemaal zo nu en dan wat teveel worden: als je voortdurend moet lachen krijg je kramp in je kaken en dan is de lol er gauw af. De film is gebaseerd op de gelijknamige roman van Fleming, maar het gegeven is wel zozeer op zijn essentialia uitgebeend, dat het er nog slechts als een uiterst summier aangegeven rode draad doorheen loopt. Daardoor is Casino Royale een nogal warrig geheel geworden, waar zo nu en dan geen touw aan vast te knopen valt.Het verhaal, voorzover het in woorden weer te geven valt: de chefs van de geheime diensten van de Grote Vier hebben er genoeg van, dat Smersh (de onafhankelijke spionageorganisatie, die in alle Bondverhalen 007's tegenstandster vormt) voortdurend hun spionnen uitroeit en besluit de hulp in te roepen van de enige echte Bond. Dat blijkt een nogal excentriek gentleman te zijn, die op een buitenissig buiten yogaoefeningen afwisselt met mijmeringen over zijn laatste geliefde Mata Hari en het spelen van Debussy „totdat het te donker is om de toetsen van de piano nog te zien”.In tegenstelling tot de pseudo-Bonds, die wij in alle vorige films te zien hebben gekregen is deze Bond een uiterst kuis heer, die er nog zeer romantische ideeën op na houdt.Hoe hij erin slaagt Smersh ditmaal schaakmat te zetten, moet u zelf maar gaan zien. Wel wil ik hier nog noteren, dat de film volgepropt is met een ongelooflijk aantal vondsten. Tot de uitschieters daarvan behoort het gedeelte, dat zich in Berlijn afspeelt. De Smersh-spionageschool met zijn prachtig surrealistisch decor hoort stellig tot de hoogtepunten van de film.
Casino Royale — ik zei het al — is gemaakt door een groot aantal regisseurs, van wie dan in de eerste plaats John Huston moet worden genoemd, die ook zelf een rol meespeelt. David Niven is een kostelijke antieke en preutse 007, Peter Sellers een prachtige beroepsgokker en Woody Allen zeker de krankzinnigste van alle kwade geniussen, die ooit in Bondfilms hebben gefigureerd.
A. t. O.
Nieuwsblad van het Noorden, 22 december 1967
Ursula Andress en Peter Sellers |
GEKKE Bond
Tja, of dit de echte James Bond is ... een halve gare is hij zeker. Hij beweert de originele te zijn, als Sir James op een Engels buiten te rusten op zijn spionage-lauwren, nogal verbitterd omdat ze zijn beroemde naam gegeven hebben aan een onverlaat die hij een sexmaniak vindt. Hij keert terug in de dienst en zal eens laten zien dat hij het vak niet verleerd is en geen behoefte heeft aan die malle apparatuur en trucages die zijn verachte jonge collega wel gebruikt, showbink die hij is.
TROEP
Zijn trekken zijn dan duidelijk anders: niet he-man Sean Connery verschijnt in beeld maar in „Casino Royale” opereren de droogkomieken David Niven, Peter Sellers en Woody Allen onder code 007. Er wordt op een luxueuze manier dan ook een flinke troep van gemaakt, met slapstick, een crazy-show en grappen, soms leuk, soms erg flauw. Ze hangen als een serie gekke (en dure) invallen nogal onlogisch aan elkaar en hun som is een wel aardige film. Het is overmoedig maar best plezierig om met het gezag van 007 eens de draak te steken.
Henk ten Berge
De Telegraaf, 22 december 1967
David Niven en Barbara Bouchet |
Daliah Lavi en Woody Allen |
Vijf maal JAMES BOND: verbazingwekkend spektakel
JAMES BOND is zo dood als een pier. Hij is aan het opblazen van zijn eigen legende bezweken. Dat betreft dus DE cinematografise beststeller van de laatste jaren en dat wil zeggen dat de fameuze held allerminst een rustig sterfbed gegund is. Tot en met zijn allerlaatste kik moet hij nog mee en het is op die conditie, dat men hem op zijn laatste benen kan gadeslaan.
Casino Royale, de nieuwste Bond is overigens geen echte, want van een andere firma, die de befaamde titelrolvertolker niet op de betaalrol heeft. Om in dit welhaast onoverkomelijk gemis te voorzien, werd teruggegrepen op de dolste kunstgrepen. Niet één Bond treedt aan, maar wel een stuk of vijf! De ware blijkt nu achteraf Sir James Bond B. te zijn geweest, een onvergetelijke veteraan, nog uit de grote tijd van Mata Hari. Bij die legendarische vrouwelijke spion heeft deze zuivere figuur, die sterk blijkt neer te kijken op de „sexuele acrobaat”, die zijn naam misbruikt, nog indertijd een dochter weten te verwekken.
Voor die dochter is een belangrijke rol in de film weggelegd, naast een hele rij nep-Bonds.
Casino Royale moest nu kennelijk de allergrootste en allesovertreffende parodie worden op het geheimeagententhema. Een dol spectakel, waarbij waarlijk niet op een dubbeltje werd gekeken.
Zo is er een film ontstaan als een kerstboom, vol bonte krullen, veel engelenhaar, maar ook zonder duidelijk voor- en achterkant. De duurste sterren lopen erin rond alsof het allemaal niets kost. Orson Welles, Peter Sellers, Ursula Andress, David Niven, Woody Allen, Daliah Lavi, John Hutson en ook nog even Jean-Paul Belmondo.
Een vijftal regisseurs is aangetreden, waaronder ook Huston.
De beslissende en pijnlijke vraag bij een dergelijk alles of niets spectakel is of het nu ook leuk geworden is. Het antwoord op die vraag is: een beetje. Er zijn enkele heel komische scènes, maar voor de rest wordt door al die hevige toestanden eerder de verbazing dan de lachlust geprikkeld.
A. de L.
De Waarheid, 22 december 1967
Orson Welles als Le Chiffre |
De laatste James Bond
DIT IS een James Bond-film geschikt om aan alle Bond-films een einde te maken. Waren de oorspronkelijke films over de geheim agent 007 bedoeld als louter krachtpatserij en persiflage van een lang beoefend genre, en ware de navolgers — van James Tont tot Matt Helm — vooral komische lachertjes — „Casino Royale” verbindt alle tot nu toe vertoonde genres en vertoont nog meer. Een overdaad aan filmsterren van klasse, een logische situaties een veelvoud van opeenstapeling van de dolste, ook onvrouwelijk schoon — en waren we op dit punt al niet verwend?
Eén bezwaar: de film heeft niet minder dan vijf regisseurs en vertoont daardoor een ratjetoe van stijlen met zulke overdadige interieurs dat het echt te veel wordt. Er wordt verder weinig moeite gedaan in het verwarde verhaal althans enige lijn te brengen. Maar kom — u ziet de enige echte James Bond (tegenwoordig Sir ...) met zijn dochter — ook die van ... Mata Hari — de meest bizarre avonturen beleven en u maakt een oorverdovend, daverend, sensationeel filmslot mee zoals u nog niet hebt gezien. Een echte Kerstfilm? Nee. Maar zeker heel plezierig amusement.
De Tijd, 22 december 1967
Geen opmerkingen:
Een reactie posten