Bij gebrek aan officieel nieuws over het nog steeds niet aangekondigde Bond 26, blijft er niets anders over dan speculeren. Ik ga hier geen rollen verdelen of mogelijke plottwisten verklappen, ik wil het hebben over het maken van een goede eerste Bond-film. Eerste Bond-films zijn namelijk altijd goed.
Casino Royale (2006) |
We tellen tot nu toe zes ‘eerste Bond-films’. Eerste Bond-films zijn de films waarmee een Bond-acteur aftrapte. Van Dr. No met Sean Connery tot en met Casino Royale met Daniel Craig viel een eerste Bond-film nooit tegen.
Dr. No (1962) |
On Her Majesty’s Secret Service (1969) |
Een regisseur is dan ook van wereldbelang om een eerste Bond op de rails te krijgen. Voor Live and Let Die, het James Bond-debuut van Roger Moore, werd een ervaren Bond-regisseur ingezet om de nieuwe 007 te introduceren: Guy Hamilton. Hamilton tapte uit het zelfde vaatje als de film daarvoor, maar wist met Moore een fris windje aan de inmiddels tien jaar oude franchise mee te geven. De nieuwe Bond moest in alles net iets anders zijn dan zijn voorganger, en daarmee lukte het deze 007 een geheel eigen flair aan het filmpersonage mee te geven. Roger Moore hield het uiteindelijk twaalf jaar en zeven films vol. Chapeau.
Live and Let Die (1973) |
The Living Daylights (1987) |
Het werd halverwege de jaren 80 hoog tijd voor een nieuwe impuls. Geheel over een andere boeg met de verbeten kaken van Timothy Dalton, mocht oudgediende John Glen zijn vierde Bond-film inblikken. Ook The Living Daylights is een debuutfilm om trots op te zijn. Deze Bond had ons toch zeker tot 1993 genoeg te vertellen.
Dat het anders liep, valt tot vandaag de dag te betreuren. Wat wel weer positief uitpakte was het vervolg dat halverwege jaren 90 werd ingezet. GoldenEye van een verse Martin Campbell met een sinds lange tijd klaargestoomde Pierce Brosnan bleek een gouden combinatie. Het lukte deze Bond de eerder doodverklaarde franchise het nieuwe millennium in te loodsen. Toch bleef zijn eersteling zijn beste en liep het vanaf daar rechtstreeks een IJslandse afvoerput in.
GoldenEye (1995) |
Casino Royale sloeg in als een bom en de in de media verguisde bokser Daniel Craig wist de harten van een groot deel van het publiek te veroveren. Het was Martin Campbell opnieuw gelukt, maar nog belangrijker Barbara Broccoli, die voor het eerst in haar loopbaan te maken kreeg met een nieuwe posterboy en tegen alle wetten in goed had gegokt. Hier kon ze nog jaren mee voort.
En zo geschiedde. Craig bleef inderdaad nog beter kleven dan Roger Moore; het aantal films daarentegen liet te wensen over. Iets met kwantiteit en kwaliteit, zo je wilt.
Belanden we na deze hapsnapgeschiedenisles in het heden, waar opnieuw moet worden bekeken welke richting de spion op moet gaan. De hoeveelheid voorgangers met allemaal hun eigen kwaliteiten, maakt het natuurlijk steeds ingewikkelder om nog iets nieuws aan de rol toe te voegen. Vandaar dit gratis advies:
Stel je voor dat je een debuutfilm als Casino Royale moet overklassen, dat moet niet het doel zijn. Je focus moet liggen op het maken van een goede film.
Zorg voor een uitmuntende stunt waar je in de aanloop lekker mee kunt pochen. Zie de laatste Mission: Impossible. Hoe vaak hebben we Tom Cruise op zijn brommer niet van een klif af zien zeilen? Het maakt daarbij niet eens uit dat Pierce Brosnan dit ruim 25 jaar daarvoor ook al had gedaan als James Bond. Nee hoor, Tom Cruise leent een handvol elementen uit de Bond-films en doet dat niet eens stiekem. Zelfs gehandboeid een achtervolging inzetten in een even zo geel kutautootje als een andere James Bond meer dan veertig jaar geleden. Het kan allemaal.
Waar is de tijd gebleven dat Michael G. Wilson in een vliegtuig een magazine las? Hoe hij daar een skiër van een berg af zag sjezen, hij Rick Sylvester contacteerde en er een verhaaltje omheen verzon. Voilà, een hoogtepunt aan het rijke Bond-oeuvre toegevoegd. Dus geef die man een leesmap mee en wat airmiles cadeau, heeft-ie tenminste ook weer wat te doen.
James Bond mag met regisseurs als Sam Mendes en Marc Forster best een beetje chic proberen te doen, arthouse wordt het nooit. Mendes had het twee keer goed in de vingers. Zeker met het uitzonderlijk kwalitatieve Skyfall. Maar ook met Spectre, dat ik recentelijk met veel genoegen nog eens heb teruggezien. Een film die de laatste jaren in aanzien is gestegen, want de luchtigheid en coolness die Mendes daar aan het personage James Bond teruggeeft, werd node gemist (en was Bond in de film daarop ook weer verleerd).
Die relaxte, speelse houding, is wat ik graag terugzie. Het plezier in het maken, het plezier in het spelen. Bond hoeft geen prijzen te winnen, Bond moet films afleveren. Laat eigenzinnige regisseurs als Christopher Nolan en Denis Villeneuve lekker hun eigen ingewikkelde ding doen. Nolan heeft aangegeven dat Barbara Broccoli bij hem kan aankloppen als ze hem nodig heeft. Bedankt voor het aanbod, maar we hebben je niet nodig. Zitten we straks opgescheept met een James Bond die verdwaald raakt in een wormhole en daar drie films later pas uitkomt. Nee bedankt. Geef ons maar weer eens plat Bond-vermaak. Met een gunbarrel, een gave stunt, een dikke kar, een lekkere stoeipoes en een lelijke boef. En een vette soundtrack van David Arnold niet te vergeten.
Om te zien hoe het ook alweer moet, vertoont Martin Koolhoven vanaf 7 september een reeks klassieke Bond-films in de vaderlandse bioscopen. Niet om te imponeren, maar om te inspireren. Inclusief de eerste Bond-films Dr. No, On Her Majesty’s Secret Service, Live and Let Die, The Living Daylights en GoldenEye. Bond op het grote doek: gaat dat zien!
Deze column verschijnt ook bij James Bond Nederland.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten