Acteur Jeroen Krabbé blikt terug op een van de hoogtepunten uit zijn filmcarrière: de rol van General Koskov in The Living Daylights, deze zomer precies 25 jaar geleden.
Dit is deel 1 van een voorpublicatie van het radio-interview van het programma Helden van Toen van de NTR dat op zaterdag 2 juni wordt uitgezonden.
Jeroen Krabbé: Keurig Engels spreek ik daar.
Het was een fragment uit de persconferentie in Wenen, aan de vooravond van de opnames van The Living Daylights in 1986. Het is keurig wat je daar doet.
Ja goed hè? Ik had het nog nooit gedaan zo’n internationale persconferentie.
Dan is natuurlijk de vraag: wat komt er op je af als je als Nederlandse acteur aan zo’n grote internationale rol, die van generaal Georgi Koskov, als je daar aan begint?
Dat was ik me niet bewust toen het begon. Ik wilde wel altijd in een Bond-film spelen.
Ja, wie niet?
Nou ja, na de Toneelschool ging ik naar Toneelgroep Centrum en toen werd daar gevraagd aan de jonge acteurs: wat zouden jullie willen spelen? En iedereen zei Hamlet of Ophelia, en ik zei 'James Bond'. Toen was ik dus twintig jaar.
Das was dus echt een wens, en toen het echt gebeurde, weet ik nog dat ik helemaal 'verdoofd' was. En die internationale persconferentie daar in Wenen, daar zaten honderden mensen vanuit de hele wereld. We zaten achter een grote tafel, en ik was buitengewoon opgewonden erover.
Eon Productions, de maatschappij die de Bond-films produceert van Cubby Broccoli, die moet op een dag gedacht hebben: ik heb een Oost-Europese villain nodig, een boef, en dat moet Jeroen Krabbé worden. Is het zo gegaan?
Het is een beetje zo gegaan. Ik had een film gemaakt in Nederland met Paul Verhoeven, De vierde man, en die Vierde man was een internationaal succes. Groot succes in Amerika, groot succes in Engeland, en die draaide in Londen. En dat had iemand van de casting van Bond gezien en had toen mij gesuggereerd als Oost-Europeaan, omdat ik dat ook speelde – nee, omdat ik – sorry, ik sla één film over.
Toen werd ik gecast voor een film en die heette Turtle Diary, met Ben Kingsley en Glenda Jackson. Dat was mijn eerste buitenlandse rol. En daar speelde ik een Oost-Europeaan in. Een hele smoezelige man speelde ik daarin. Dát hadden ze gezien, en daarvan zeiden ze: o, hij heeft een goed Oost-Europees accent, die moeten we vragen.
Toen ben ik naar Londen gevraagd om te komen en daar zaten dus tegenover mij, mensen die ik nog niet kende, maar wat dus het hart van de Bond-productie was: Cubby, en Barbara Broccoli zijn dochter, Michael Wilson – al die mensen zaten daar en de casting-mensen, maar ik was zo naïef, dat ik gewoon alleen maar riep dat ik het leuk vond. Ik had niet zo goed in de gaten dat ik écht op de nominatie stond voor die rol.
Ik dacht, dat lukt niet, ze zullen me absoluut niet nemen. Ik was totaal onbekend toen in het buitenland, dat zal niet gebeuren.
Wat willen ze in zo’n gesprek van je weten?
Gewoon een gesprek. Ze willen weten hoe je Engels is. Ze willen weten hoe het is met accenten, ze willen íets over je weten. En dat is heel charmant zo'n gesprek – ik vond het ook niet eng. Als ik het eng had gevonden had ik misschien die rol niet gekregen. Dus ik was heel ontwapenend tegen ze en toen stond ik op straat en toen ben ik naar mijn agent gegaan in Londen en toen zei ik 'We hebben het gehad'. En toen zei hij 'Ze hebben al gebeld, ze willen je'. En toen ontplofte er ongeveer een bernbom in mij van vreugde.
En wat gaat er dan gebeuren?
Nou, dan ga je weer naar Amsterdam! [lacht]
Dan gaat zo’n productie lopen, voorbereidingen, dan komt er een eerste dag natuurlijk?
Dan word je dus gevraagd om te komen, je gaat mensen ontmoeten, en de regisseur ontmoeten, en de kleding wordt gepast, en opeens zit je in een internationaal circus dat zó groot is en zo waanzinnig. En op de top van dat circus zitten die drie hoofdrollen. Dus ik ook. En opeens waren mensen ook aardig en kreeg je een eigen auto overal en kreeg je een persoonlijke begeleider en je had een eigen make-upman, een eigen dit, een eigen dat. Dat had ik nog nooit meegemaakt.
Maar in Nederland – je hoorde toch tot de top één-twee-drie na Soldaat van Oranje. Maar dat is niet te vergelijken met wat er dan gebeurt?
Ik dacht het niet! [lacht] Ik heb wel eens gezegd dat Bond een soort gouden stempel in mijn paspoort als acteur is. Het enige gouden stempel wat erin staat. Niet dat dat – het is een van de aller bijzonderste producties geweest – ik heb wel eens in films gespeeld die me meer aan het hart lagen, en zelf films gemaakt, maar ik denk er met zoveel vreugde aan terug.
En ik heb nog steeds contact. Ook met Barbara en met Michael Wilson en met Timothy en met Maryam d’Abo. Het zijn allemaal heel dierbare vrienden geworden.
En dan, in Nederland, je was al zo 'geliefd' in Nederland. [lacht] Dan word je een internationale ster, dan wil niemand je meer zien waarschijnlijk?
Zal ik je een verhaal vertellen? Ik zat in de tram in Amsterdam en ik had net gehoord dat ik dat [The Living Daylights] ging doen, en toen kwam ik – ik ga de naam niet noemen, al zet je me duimschroeven aan – toen zat er een actrice die ik kende ook in de tram, en het had al in de krant gestaan dat ik het ging doen, en toen zei ze: 'Goh, wat ga je doen?' 'Nou ja, een film enzo.' 'Wat dan voor film?' En ik wist dat ze het wist, dus ik zei: 'Nou ja goed, het is een James Bond-film.' 'O, o,' zei ze. 'En wanneer komt die uit?' En toen zei ik: 'Nou, in september geloof ik.' En toen zei ze: 'Ach wat jammer, dan zijn we allemaal met vakantie!' [lacht]
En dan gaat het gebeuren. Dan krijg je voor het eerst het script. Heb je ook een eigen inbreng in zo’n rol? Of ligt dat helemaal vast? Hoe die Georgi Koskov, die overloper-generaal van de KGB eruit moet zien?
Nee, het is zelfs zo dat je niet echt repeteert. Je leert je tekst, je komt op de set en je repeteert op de set een paar keer, en het ging gewoon.
Heb je daar dan ook snel een beeld van als je het script leest, hoe die [Koskov] eruit moet gaan zien?
Meteen.
Nog even: wie is Georgi Koskov?
Dat is een overloper, die uit Rusland komt, toen Rusland en Amerika nog vijanden waren. En die gaat naar het Westen om daar eigenlijk als spion te werken, om te zeggen wat er allemaal gebeurt in zijn land, en blijkt uiteindelijk niet een overloper, maar blijkt een dubbelagent te zijn, die uiteindelijk Bond gevangen neemt en meeneemt naar Afghanistan.
[Jeroen gniffelt]
Dit was een van mijn eerste dagen dit. Dit draaiden we in Engeland.
Hoe vind je dit als je dit weer hoort?
Ik vind het lichtelijk overdreven. [lacht]
Maar dat accent is heel mooi natuurlijk?
Ja, dat accent is goed. Er was wel iemand op de set die op het accent lette. Dat is heel vaak in films. Ik heb heel veel accenten moeten doen en dan is er iemand die met de koptelefoon opzit en dan vlak voor de opname komt zeggen: je moet dat zo en dat zo doen.
Dat je daar lijn in houdt. Dat het niet gaat zweven, een beetje Duits en dan een beetje – het is niet eens overdreven karikaturaal Russisch, rollend met die S en die Slavische R.
Ja, dat kan ik ook wel, maar dat vind ik zo’n onzin. Dat is niet goed. Maar ik herinner me van deze scène - dat moest ook iets licht theatraals zijn, omdat het een rare clown is die man, dat je denkt: wat is er met die man aan de hand? Uiteindelijk blijkt het een hele vervelende, nare spion te zijn, maar je moest een beetje denken: nou het is een boer, het is een clown die raar doet. Dat is wel goed, iedereen trapt erin.
Je hebt wel eens gezegd: ik had de voormalige Sovjetleider Chroetsjov voor ogen.
Dat is waar. Die ooit met zijn schoen op tafel heeft geslagen. Ik heb ook een schoen in mijn hand in deze scène, dat had ik aan John Glen gevraagd, de regisseur, mag dat? En ging met die schoen ook wijzen naar mensen, vergetend dat die hand erin zat. [lacht] Maar Chroetsjov was dat ook, was ook een boer. Een Russische boer.
Ja, een hele slimme boer die iedereen te slim af was, zelfs Stalin in the end. Maar het is ook dat beeld dat wij hadden van de topmensen uit de Sovjet Unie van die tijd, ook als die met dingen uit het Westen in aanraking komt – de mooie flessen champagne – dat speel je ook hè? Dat genieten. Hij slaat helemaal door naar the good things of the West.
Jazeker. Als je dan weet dat dat allemaal dubbelspel is, kan je dat als acteur ook lichtelijk overdrijven natuurlijk. Want het is een dubbelspel wat hij speelt.
Heb je op een gegeven moment het gevoel: het gaat heerlijk, het gaat goed? Of heb je ook wel eens een dip gehad, dat je dacht, ik zit er wel in, maar hoe gaat dit?
Nee, ik vond, wat ik me herinner wat ontzettend moeilijk was, want ik ben niet zo’n fysiek acteur, ik heb heel veel moeten vechten in films en ik heb heel veel – in The Fugitive met Harrison Ford had ik een gevecht dat heeft drie dagen geduurd, weliswaar tien minuten in de film, maar dat duurt dan drie dagen en dan ben ik helemaal bont en blauw. En hier moest ik op dat vliegveld, de uiteindelijke ontsnapping, in quasi Afghanistan, moest ik allemaal fysieke dingen doen, en daar zie ik ontzettend tegenop. En dan heb je wel iemand die het helemaal met je doorneemt, en gevechten…
Want het is helemaal gechoreografeerd?
Totaal. Elke beweging die je maakt, helemaal. Het is natuurlijk ook gevaarlijk als je een beetje om je heen gaat rammen, want dan sla je misschien iemand echt… Dus dat wordt gedaan. Maar voor de rest – speelscènes vind ik altijd fantastisch. Dat vind ik enig om te doen en daar heb ik geen enkel probleem mee verder. En ik kon heel goed met Timothy Dalton opschieten.
Wat is dat voor een man? Wat voor soort collega?
Ja, een goeie, goeie jongen. Heel erg aardig. Heel erg vriendelijk. Het was zijn eerste [Bond]. Het idiote was, toen ik tekende voor de Bond-film, herinner ik me nu opeens, toen kon Timothy Dalton – nee, die zou het niet doen, de man die het daarna heeft gedaan, Pierce Brosnan zou het doen, maar die zat vast in Remington Steele, dat speelde hij toen, en we moesten wachten. Toen hebben we nog een maand gewacht, en toen bleek dat hij het niet kon doen, en toen is Timothy, die was nummer twee op de lijst, die is toen gekomen. En Pierce Brosnan is uiteindelijk de volgende Bond-films gaan doen. Maar ik had getekend met de wetenschap dat het Pierce Brosnan zou zijn, dat herinner ik me opeens.
Heb je niet, toen dat zo schemerig werd, dat ze allebei - want er is een moment geweest dat het leek alsof ze allebei niet zouden kunnen - dat je dacht, voordat ik Koskov word, misschien zeggen ze wel: meneer Krabbé, wilt u niet nul nul zeven worden? Had je dat gedurfd?
Nee, nee, nee – het bleek later dat ik op de lijst had gestaan om Bond te spelen. Dat hoorde ik pas veel later van Barbara Broccoli. Die zei, ja je stond ook op die lijst.
Dat is toch fantastisch?
Ja, maar of ik dat had kunnen doen, dat weet ik eigenlijk niet. Want Bond moet zo'n Brits iemand zijn, zo'n Brits accent en zo op en top een gentleman – hoewel, het is nu veranderd die rol...
Zie hier deel 2.
Helden van Toen met Jeroen Krabbé wordt uitgezonden op 2 juni om 18.15 uur op Radio 5.
Presentatie: Ben Kolster
Regie: Jasper Hartog