No Time to Die is alles wat je van een James Bond-film mag verwachten. Plus een beetje meer. De film zit vol. Vol met verhaal, vol met actie, vol met verwachtingen. Het nieuwe cinema-avontuur bevat voldoende uniek materiaal om als een ‘bijzondere’ de geschiedenis in te gaan. Daniel Craig heeft niet gelogen toen hij zei dat No Time to Die elementen bevat die nooit eerder in een Bond-film te zien zijn geweest.
Bij ieder nieuw Bond-avontuur is het toch weer de vraag: wat wordt er toegevoegd aan het al behoorlijk brede universum van de filmserie? De ene keer zijn dat slechts enkele regels, de andere keer een nieuw hoofdstuk. No Time to Die is wat dat betreft een compleet nieuw boek.
Sommige nieuwe elementen waren te verwachten, die waren al uitgelekt. Andere zaken waren meer een kwestie van hopen, en ook daar is een deel van uitgekomen.
Het blijft zo vaag als wat, en ik voel dat ik om een hete brij heen draai, maar iedere hint kan er net één teveel zijn. En dat zou echt zonde zijn.
Een poging tot een uiteenzetting van de film dan maar. Zonder spoilers uiteraard.
Dat deze film anders is dan andere Bond-films, begint al met de gunbarrel, die sinds de vorige keer gelukkig weer op de juiste plaats in de film staat. Het zoeklicht waarmee deze beginsequentie altijd begint, wordt gevormd vanuit het logo van Universal. Dat is leuk gevonden, maar heeft als nadeel dat je niet helemaal lekker in de oude vertrouwde sfeer komt. De sfeer van een Bond-film op het moment dat de dots over het scherm rollen.
De gunbarrel zelf is voor de vijfde keer op rij weer een uniek exemplaar geworden. En meest opvallend: deze keer komt er geen bloed aan te pas. We worden als het ware de eerste scène ingezogen.
De pre-title sequence die volgt is de langste ooit. Dat is voor een film van 163 minuten niet verwonderlijk. Ik vermoed dat het zeker 20 minuten duurt voordat de begintitels verschijnen. De beginsequentie is tweedelig en loopt van het eerste deel logisch over in het tweede.
Vooral de eerste minuten zijn bijzonder voor een Bond-film. Het tweede deel is meer wat we van een Bond-opening gewend zijn, veel actie dus. Ondertussen is er ook veel informatie die we tot ons moeten nemen. Het is hierbij handig als je de Bond-films met Daniel Craig een beetje kent.
Als we na een rollercoaster aan actie en emotie bij de begintitels zijn beland, staat ons een nieuw pareltje van Daniel Kleinman te wachten. De titelontwerper overtreft zichzelf. De thema’s uit de film passeren stuk voor stuk prachtig vormgegeven de revue. Met daarnaast een aantal buigingen naar klassieke openingtitels als die van Dr. No en On Her Majesty’s Secret Service. Aangezien ik de film zowel in 2D als in IMAX 3D heb mogen zien, is Daniel Kleinman het enige dat 3D rechtvaardigt. Verder voegt dit effect niets toe aan de film. Maar dat terzijde.
Na de stevige introductie is het tijd voor ‘de grote dreiging’ waarop de rest van de film moet teren. Zoals bij de presentatie van Bond 25, ooit in een ver verleden, al bekend werd, wordt er een wetenschapper gekidnapt, waarna James Bond in actie komt.
De Zweedse acteur David Dencik maakt van deze slinkse dokter Valdo Obruchev een genot om naar te kijken. Hij snauwt en zeurt en heeft daarmee de lachers op zijn hand. Zijn bijdrage gedurende de hele film is bovendien niet gering.
Een kleinere rol is weggelegd voor Ana de Armas als CIA-agente Paloma. De scènes waarin zij te zien is, spelen zich af in Cuba en spatten werkelijk van het scherm. Alles wat zij doet is raak. De Armas geeft haar rol een charmante nervositeit mee — dit is haar eerste grote opdracht.
Dan is een keur aan terugkerende personages te zien. Met name de rol van Madeleine Swann, de eerste Bond-girl die mocht terugkeren, is van wezenlijk belang. Ralph Fiennes als M kijkt weer goed streng en bewijst opnieuw een steengoede opvolger van Judi Dench te zijn (let bij MI6 trouwens op de schilderijen van de oude M’s, zelfs Robert Brown zit hierbij). Ben Whishaws Q ontmoeten we in een privésituatie, wat simpelweg gewoon eens wat anders is dan een laboratorium.
Na een afwezigheid van twee films is ook Felix Leiter (Jeffrey Wright) weer van de partij. De laatste keer dat we hem zagen in Quantum of Solace (2008) was het een brombeer wiens scènes werden gestolen door de veel leukere David Harbour. Felix is deze keer meer in zijn element.
Blofeld (Christoph Waltz) mag ook weer meedoen, dit keer als de Hannibal Lecter van Belmarsh. Het is fijn om hem even te zien. Als figuur op de achtergrond komt hij beter tot zijn recht dan als hoofdschurk in de vorige film.
Bij de nieuwe garde hebben we Lashana Lynch als 00-agente Nomi, een personage waar ik weinig hoogte van kan krijgen, of ik vind haar gewoon niet zo leuk. Behalve in die scène waarin iedereen op het kantoor van M aanwezig is en ‘de grote dreiging’ uit de doeken wordt gedaan. Daar zit haar iets dwars en dat weet zij bijzonder leuk uit te spelen.
Rami Malek als Safin duikt gedurende de hele film op. Dat is niet iedere schurk gegeven. Safin is bedachtzaam, op het enge af. Hij is Bond telkens een stap voor en vormt, hoewel niet fysiek, een constante dreiging.
En dan Daniel Craig, James Bond himself. De meest gelaagde Bond van alle 007-acteurs. Hij is sinds zijn eerste optreden in Casino Royale (2006) al goed. De voorlaatste film liet zijn personage een iets lichtere toon zien, dat continueert hij in No Time to Die. Er zitten beslist een aantal mooie oneliners in. Een andere keer komt hij komisch uit de hoek met een enkele blik. Daarnaast is hij, zoals we van hem gewend zijn, soms ronduit hard. Ook zijn emotionele kant krijgt deze keer ruimschoots de aandacht. Het moet voor een Bond-acteur een bevredigend gevoel zijn om een keur aan emoties te mogen spelen. Ondanks dat bij heel veel actiescènes wel heel veel supermangeluk heeft, lijkt hij weliswaar op een echt mens.
Of we hem gaan missen als James Bond is na vijftien jaar en vijf films de vraag. Ik denk dat Craig met zijn Bond-films een mooi compleet verhaal heeft kunnen vertellen. Een aanpak waar zijn voorgangers alleen van hebben kunnen dromen. Het is mooi geweest zo, tijd voor een verse James Bond. Tijd voor de nieuwe Roger Moore.
Beeld, geluid en decor zijn weer pico bello in orde. Componist Hans Zimmer moet genoemd worden voor zijn dappere keuze een aantal klassieke thema’s te herintroduceren. Dat geeft de film een extra emotionele lading. Zonder deze lading zou het misschien wat afstandelijk worden. De soundtrack van No Time to Die is sowieso het meeste bevredigende Bond-album in jaren. Daarover in een ander artikel later meer.
Na de eerste vertoning gisteravond tijdens de Nederlandse première was ik niet geheel overtuigd van de film van Cary Fukunaga. Een tweede keer vandaag heeft mijn oordeel milder gemaakt. Hoewel prima in balans is No Time to Die niet de beste Bond-film met Daniel Craig, daarvoor zijn Casino Royale en Skyfall te sterk.
Wat je ook van dit nieuwe Bond-avontuur gaat vinden, de film zal hoe dan ook de boeken in gaan als een onvergetelijke ervaring.