Mildheid overstemt bij het terugzien van Spectre, de vooralsnog laatst uitgekomen James Bond-film van zes jaar geleden. Toen ik de film voor de eerste keer zag, bleef ik met gemengde gevoelens achter. Wat mij destijds al opviel, maar ik nooit verder heb uitgediept, is het nonchalante gebruik van aliassen die Bond-onwaardig zijn. Duik even mee.
Direct na de begintitels, als Bond een standje heeft gekregen van M vanwege de ravage die hij in Mexico City heeft achtergelaten, verschijnt Max Denbigh ten tonele. Max zou aanvankelijk Bruce heten, een betere naam in mijn optiek, al was het maar omdat we al een handvol Maxen kennen in de Bond-serie, van een papegaai tot een steroïde-experiment.
Bij zijn eerste ontmoeting met James Bond, heeft de geheim agent zonder aarzelen gelijk een alias voor Denbigh in petto:
„I suppose we should call you C now.”
„No no, Max please.”
„No, I think I’ll call you C... C.”
„As you wish.”
Het is een leuk plagerijtje van Bond en past in de lijn M, Q en R. Al rijst de vraag: waar komt die willekeurig klinkende letter zo ineens vandaan?
Het simpele antwoord is dat C staat voor ‘chief’, aangezien Denbigh op dat moment de chef van de samengevoegde geheime diensten MI5 en MI6 is. De échte baas van MI6 ondertekent zijn officiële documenten ook altijd met een C, maar dat heeft niets met de films te maken. Ian Fleming heeft van deze C een M gemaakt. De fictieve M is als hoofd van de geheime dienst inmiddels bekender dan de echte C.
Een iets verder gezochte optie is dat C in Spectre staat voor het Engelse ‘c-word’: cunt. Dat zou betekenen dat iedere keer als Denbigh C wordt genoemd, hij wordt aangesproken met ‘kut’. En Bond maar gniffelen.
Vervelender wordt het als iedereen Denbigh vanaf dat moment C gaat noemen. De volgende dag als Bond en Tanner over de Thames naar Q varen, is de naam C al gemeengoed geworden:
„So that’s C’s new digs.”
„You’ve met him, have you?”
Tanner weet gelijk over wie Bond het heeft. Dat kom omdat M hierover de vorige middag direct een berichtje in de groepsapp heeft geplaatst:
Klik op de afbeelding voor een vergroting |
De naam Denbigh wordt één keer in de hele film genoemd, daarna is het alleen nog maar C. Ook Oberhauser/Blofeld is hiervan op de hoogte. De aftiteling conformeert zich eveneens aan Bonds snedige vondst.
Dan Blofeld. Bond is een pestkop, blijkt al uit zijn eerste contact met Denbigh/C. Franz Oberhauser noemt zich sinds twintig jaar Ernst Stavro Blofeld, maar Bond zou Bond niet zijn al hij daar maling aan heeft. Laat hem lekker lullen die gek. Juíst Bond is degene die hem daarin zijn kinderachtige zin niet wil geven, die had Blofeld consequent Franz moeten blijven noemen:
„You’re a hard man to kill, Franz.”
„Whatever.”
Moneypenny met doos |
Moneypenny, nog zo iemand. Na het onderonsje met M en C (kijk, daar ga ik al), loopt Bond met vastberaden tred het terrein van MI6 af, Moneypenny achter hem aan: ‘James.’ Ze heeft een doos voor hem. Dit is hoe zij haar lievelingsagent noemt, bij zijn voornaam. Als hij even later vanuit de Aston Martin DB10 in Rome belt, neemt Moneypenny de telefoon op: ‘Bond?’
Wat is er ineens met James gebeurd?
Natuurlijk is er veel meer aan de hand met Spectre dan deze details. Dat ik de film zonder veel moeite terugkijk, heeft ook te maken met het vakmanschap waarmee deze rolprent is gemaakt. Het ziet er allemaal mooi uit, er gebeurt genoeg, de muziek van Thomas Newman ligt fijn in het gehoor en het niet zo beste einde van de film is minder langdradig dan ik mij herinnerde.
Als No Time to Die beter is dan zijn voorganger, en opnieuw zijn mijn verwachtingen torenhoog, draagt Spectre niet meer dat juk van de laatste in de reeks en behoort het 24e filmavontuur tot de middenmoot van de Bond-films.
Een veilige plaats, want bevinden de meeste films zich daar niet?